1. Articles
  2. Dit is Mohammad
  3. Vervolgingen

Vervolgingen

Under category : Dit is Mohammad
4494 2010/12/08 2024/03/28

vervolgingen

aan het begin van het vierde jaar van de oproep, gedurende een periode van een paar maanden, beperkten de polytheïsten hun treitertechnieken tot de bovengenoemde mensen. maar toen zij zich de futiliteit van die procedures realiseerden, besloten zij tot een volledige tegenaanval. zij riepen op tot een algemene vergadering en kozen een comité van vijfentwintig mannen uit de adel van de qoeraisj, met aboe lahab, de oom van de profeet s.a.w. als voorzitter. na langdurig overleg kwamen zij tot een besluit om maatregelen te nemen die bedoeld waren om het oprukken van de islam op verschillende manieren te stoppen. zij waren vastbesloten kosten noch moeite te besparen bij het bestrijden van het nieuwe geloof. zij besloten de boodschapper van allah s.a.w. te belasteren en de nieuwe bekeerlingen aan verschillende soorten martelingen te onderwerpen, alle beschikbare bronnen gebruikend. het was gemakkelijk, om de resoluties betreffende de nieuwe bekeerlingen in werking te stellen, omdat zij als zwak werden beschouwd. de profeet s.a.w. , was niet gemakkelijk te belasteren omdat hij zo plechtstatig en edelmoedig was en zo'n ongeëvenaard perfect karakter had, dat het zijn vijanden ervan afbracht enige buitensporige daad tegenover hem te begaan. hij had ook zijn oom, aboe talib, die van edele afkomst was en die een ontzagwekkende clan had, om hem te ondersteunen. deze situatie was een bron van zorg voor de ongelovigen, maar zij hadden het gevoel, dat zij niet langer het geduld konden opbrengen of enige tolerantie konden tonen tegenover een formidabele kracht die langzaam maar zeker oprees om hun religieuze bewind en tijdelijke autoriteit ongeldig te maken.

aboe lahab nam zelf het initiatief in de nieuwe serie van vervolgingen en begon ontelbare porties schadelijke daden, haat en afgunst aan mohammed s.a.w. toe te dienen. beginnend met het werpen van stenen naar hem, verder door zijn twee zonen te dwingen te scheiden van hun vrouwen roeqaijjah en oemm koeltsoem, de dochters van deprofeet s.a.w. , tegen hem te smalen over de dood van zijn tweede zoon, hem “de man afgesneden van nageslacht” noemend en dan in zijn voetsporen volgend tijdens de seizoenen van pelgrimage en bij openbare discussies, om een verkeerde indruk over hem te geven en de bedoeïenen tegen hem en zijn oproep op te zetten. zijn vrouw, oemm djamil bint harb, de zuster van aboe soefjan, had ook haar deel in de genadeloze veldtocht. zij bewees, dat zij niet voor haar echtgenoot onderdeed in de vijandigheid en haat die ze voor de profeet s.a.w. koesterde. zij bond doornbundels samen met touwen van gedraaid palmbladvlas en strooide ze uit op de paden waarvan werd verwacht, dat de profeet s.a.w. ze zou nemen, om hem lichamelijk letsel toe te brengen. zij was ontzettend sluw, slechtgehumeurd en gebruikte beledigende taal, ze was zeer bedreven in de kunst van het uitbroeden van intriges en het aansteken van het vuur van onenigheid en opruiing. ze werd zeer terecht bezoedeld als “de drager van het brandhout” in de edele qoer-aan. bij het ontvangen van dit nieuws, ging zij onvervaard op weg naar de moskee met een handvol steentjes om naar de profeet s.a.w. te werpen. allah, de grote, nam haar gezichtsvermogen weg en zij zag slechts aboe bakr, die direct naast de profeet s.a.w. zat. zij sprak aboe bakr toen zeer vrijpostig aan, dreigend de mond van zijn metgezel te breken, met haar handvol steentjes en ze reciteerde een versregel, die bol stond van schaamteloze opstandigheid: “wij hebben de ongeprezene niet gehoorzaamd, zijn oproep afgewezen en ons van zijn religie afgezonderd.” toen zij was vertrokken, wendde aboe bakr zich tot de profeet s.a.w. en informeerde naar de kwestie. de profeet s.a.w. verzekerde hem ervan, dat ze hem niet had gezien, omdat allah haar gezichtsvermogen had weggenomen.

 

aboe lahab en zijn gezin bleven dat soort schaamteloze voorbeelden van marteling toebrengen, ondanks de bloedbanden die hen met elkaar verbonden, want hij was de oom van de profeet s.a.w. en zij leefden in aangrenzende huizen. eigenlijk onthielden slechts weinigen van de buren van de profeet s.a.w. zich ervan hem te belasteren. zij gooiden zelfs de ingewanden van een geit op zijn rug, terwijl hij zijn gebeden uitvoerde. hij klaagde altijd over dat ongepaste buurschap, maar vergeefs, want zij stonden zichzelf vele fouten toe.

op gezag van ibn mas'oed heeft al-boekharie overgeleverd, dat eens, toen de profeet s.a.w. zich ter aarde wierp, terwijl hij in al-ka'bah bad, aboe djahl zijn metgezellen vroeg, hem de vuile foetus van een vrouwtjeskameel te brengen en hij legde die op zijn rug. oeqbah ibn abi moe'ait was de onfortuinlijke man die zich haastte om deze onedele daad uit te voeren. een lachsalvo steeg op onder de ongelovigen. ondertussen was fatimah, de dochter van de profeet s.a.w. , toevallig daarlangs gekomen. zij verwijderde de smerigheid van de rug van haar vader. de profeet s.a.w. riep de toorn van allah over hen af, in het bijzonder over aboe djahl, oetbah ibn rabie'ah, sjaibah ibn rabie'ah, al-walid ibn oetbah, oemaijjah ibn khalaf en oeqbah ibn moe'ait.

het is in de verslagen opgetekend, dat zij allen bij de veldslag van badr gedood werden.

hun algehele proces van verrichten van kwaadaardige handelingen omvatte ook lasterpraat en roddel als middel tot onderdrukking. de leiders van mekka in het algemeen en oemaijjah ibn khalaf in het bijzonder, namen hier hun toevlucht toe. in dit verband zegt allah:

“wee voor de lasteraar en degenen die kwaadspreken”(qs al-hoemazah 104: 1)

eens woonde oeqbah ibn al-moe'ait een audiëntie van de profeet s.a.w. bij en luisterde naar hoe hij de islam preekte. een goede vriend van hem, oebai ibn khalaf, hoorde hiervan. hij kon zo'n soort daad niet tolereren, dus hij berispte oeqbah en beval hem, in het heilige gezicht van de profeet s.a.w. te spuwen en zonder schaamte deed hij dat. oebai liet geen enkele denkbare manier ongebruikt om de profeet s.a.w. te belasteren; hij maalde zelfs oude, gecomposteerde bonen en blies het poeder op hem. al-akhnas ibn sjoeraique ath-thaqafi kleineerde te pas en te onpas het karakter van de profeet s.a.w. . als directe verwijzing naar de oneervolle daden van de man gaf de edele qoer-aan de volgende verfoeilijke kenmerken aan hem:

“en gehoorzaam niet degenen die veel zweren, het wordt als waardeloos gezien. een lasteraar, voortgaand met roddel. het goede verhinderend, overtredend, zondig, wreed – nochtans een bastaard.”
(qs al-qalam 68: 10-13)

de arrogantie en verwaandheid van aboe djahl blokkeerden alle wegen die maar het kleinste beetje licht van het geloof in zijn hart hadden kunnen produceren:
“omdat hij noch geloofde noch bad!”(qs al-qijaamah 75: 31)

verder wilde hij de profeet s.a.w. van het edele heiligdom weren. het gebeurde eens, dat de profeet s.a.w. in de omgeving van het heilige huis bad, en aboe djahl dreigend op hem af kwam en beledigende taal tegen hem uitsloeg. de profeet s.a.w. gaf hem een zware berisping, waarop aboe djahl hem tartend antwoordde en beweerde dat hij de machtigste in mekka was; toen openbaarde allah:“laat hem dan zijn raad (van helpers) oproepen.”(qs al-‘alaq 96: 17)

in een andere versie van hetzelfde incident greep de profeet s.a.w. aboe djahl bij de nek, schudde hem stevig, zeggende:

“wee voor jou! en dan wee voor jou! opnieuw, wee voor jou! en dan wee voor jou!”(qs al-qijaamah 75: 34-35)

ondanks deze berisping kwam aboe djahl nooit bij zinnen, noch realiseerde hij zich deze dwaze praktijken. integendeel, hij was vastbesloten tot het uiterste te gaan en hij zwoer, dat hij het gezicht van de boodschapper van allah s.a.w. door het stof zou halen en over zijn nek zou lopen. hij was nog niet op weg gegaan om zijn slechte bedoeling ten uitvoer te brengen, of men zag hem al terugkeren, zichzelf met zijn handen afschermend (alsof iets verschrikkelijks achter hem aanzat). zijn metgezellen, vroegen hem wat er aan de hand was. hij zei: “ik zag een greppel van brandend vuur en vleugels die vlogen.” later gaf de boodschapper van allah s.a.w. het volgende commentaar: “als hij verder door was gegaan, zouden de engelen, één voor één zijn ledematen eraf hebben geplukt.”
op die manier werd de profeet s.a.w. , dus schandelijk behandeld, de grote man, gerespecteerd als hij door zijn landgenoten werd en met een invloedrijke man, zijn oom aboe talib, achter zijn rug om hem te steunen. als de zaken er bij de profeet s.a.w. zo voor stonden, hoe was het dan met de mensen gesteld, die als zwak werden beschouwd en die geen clan hadden om hen te ondersteunen? laat ons hun situatie nader beschouwen. wanneer aboe djahl hoorde over de bekering van een man van hoge komaf, met machtige vrienden, dan kleineerde hij zijn inzicht en zijn intellect, ondermijnde zijn beoordelingsvermogen; en hij bedreigde hem met vreselijke gevolgen als hij een handelaar was. als de nieuwe bekeerling maatschappelijk zwak was, sloeg hij hem genadeloos en stelde hem aan onuitsprekelijke martelingen bloot.

de oom van oethman ibn ‘affan had de gewoonte oethman in een mat van palmbladeren te wikkelen en dan een vuur onder hem aan te steken. toen oemm moesh'ab ibn ‘oemair over de bekering van haar zoon hoorde, liet zij hem verhongeren en verbande hem uit haar huis. hij was gewend aan een weelderig, gemakkelijk leven, maar tijdens de nasleep van de martelingen die hem ten deel vielen, raakte zijn huid verschrompeld en hij kreeg een afgrijselijk uiterlijk.

bilal, de slaaf van oemaijjah ibn khalaf, werd hard door zijn meester geslagen, toen de laatste over zijn bekering tot de islam te weten kwam. soms werd er een touw rond zijn nek gebonden en moesten de straatjongens hem door de straten en over de heuvels van mekka slepen. soms werd hij onderworpen aan een langdurige onthouding van eten en drinken; op andere momenten werd hij vastgebonden, liet men hem op het gloeiend hete zand liggen en onder het verpletterende gewicht van zware stenen. vergelijkbare andere maatregelen werden aangegrepen om hem te dwingen zijn geloof te verzaken. dit alles was vergeefs. hij volhardde in zijn geloof, in de eenheid van allah. bij één van zo'n gelegenheid kwam aboe bakr langs; door medelijden geroerd kocht hij hem en bevrijdde hem uit zijn slavernij.

 

 

 

een ander slachtoffer van de aanmatigendheid van de qoeraisj was ‘ammar ibn jasir, een bevrijde slaaf van de bani makhzoem. tezamen met zijn vader en moeder omarmde hij de islam in een vroege fase. herhaaldelijk moesten zij op het gloeiendhete zand liggen en werden zij hard geslagen. soms werd ‘ammar op kooltjes gegooid.

de profeet s.a.w. was zeer geroerd door de wreedheden die ‘ammar en zijn familie werden aangedaan. hij troostte hen altijd en hief zijn handen op in gebed en zei: “wees geduldig, jullie zullen waarlijk jullie verblijfplaats in het paradijs vinden.” de vader, jasir, stierf door de herhaalde martelingen. de moeder van ‘ammar, soemaijjah, werd door aboe djahl zelf met de bajonet doorstoken, met de dood als gevolg, en aldus verdiende zij de titel van de eerste vrouwelijke martelaar in de islam. ‘ammar zelf werd aan verschillende vormen van martelingen onderworpen en werd altijd bedreigd, dat hij zwaar zou lijden, behalve wanneer hij mohammed s.a.w. zou beledigen en zijn geloof zou verlaten, voor al-lat en oezza. in een moment van zwakte uitte hij een woord, dat als het verlaten van het geloof werd geïnterpreteerd, hoewel zijn hart nooit wankelde en hij kwam onmiddellijk naar de profeet s.a.w. toe, die hem troostte vanwege zijn pijn en zijn geloof bevestigde. onmiddellijk daaropvolgend, werd het volgende vers geopenbaard:

“iedereen die ongelovig aan allah is, nadat hij geloof heeft gehad, behalve die ertoe gedwongen wordt en in wiens hart nog geloof is,”(qs an-nahl 16: 106)

aboe fakieh, aflah, een bevrijde slaaf van de bani ‘aboed-dar, was de derde van die hulpeloze slachtoffers. de onderdrukkers maakten altijd zijn voeten vast met een touw en sleepten hem door de straten van mekka.

khabbab ibn al-aratt was bij iedere mogelijke gelegenheid ook een gemakkelijk slachtoffer van vergelijkbare gewelddadigheden. hij onderging tot de verbeelding sprekende martelingen en mishandelingen. de mekkaanse polytheïsten trokken aan zijn haar en draaiden zijn nek om en lieten hem op brandende kooltjes liggen, met een grote steen op zijn borstkas, om hem ervan te weerhouden te ontsnappen. sommige moslims van rang en status werden in de ruwe huid van kamelen gewikkeld en weggeworpen en anderen werden in wapenuitrustingen gestopt en op het brandende zand gezet onder de verschroeiende zon van arabië.

zelfs de vrouwelijke bekeerlingen werden niet gespaard en de lijst is te lang om ze allemaal te bevatten. zanirah, an-nahdiyah en haar dochter, oemm oebais, en vele anderen kregen hun volledige deel van de vervolging van de hand van de onderdrukkers – inclusief ‘oemar ibn al-khathab – uiteraard voor zijn bekering tot de islam.

aboe bakr, een welgestelde gelovige, kocht en bevrijdde enkele van die vrouwelijke slaven, net zoals hij deed bij bilal en ‘amir ibn foeheirah.

 

 

 

 

 

 

Previous article Next article
Steun de Profeet Mohammed websiteIt's a beautiful day