het begin van het gezantschap en het neerdalen van de openbaringen op een leeftijd van eenenveertig jaar tijdens de maand ramadan was de profeetin alle eenzaamheid in de hiraa'e-grot allah aan het gedenken en aanbidden. op een gegeven moment verscheen de engel jibriel, vrede zij met hem, om de boodschap en de openbaring aan de profeet te verkondigen. aïcha, moge allah met haar tevreden zijn, heeft dit verhaal uitgebreid overgeleverd: ,,de allereerste openbaringen aan de profeet waren zijn oprechte dromen, elke droom kwam uit. daarna kreeg hij de neiging om zich af te zonderen en ging in zijn zelfgekozen eenzaamheid allah aanbidden in de hiraa'e-grot. dat deed hij vele nachten achter elkaar waarna hij zich weer terugtrok bij zijn familie. hij kreeg van khadija het voedsel om weer een gelijk aantal nachten door te brengen, totdat de openbaringen hem bereikten toen hij in de hiraa'e- grot zat. de engel versheen voor hem en zei: ,,lees" en de profeet, antwoordde: ,,ik kan niet lezen...". de profeet vertelde: ,,hij pakte me krachtig vast totdat ik me in het nauw voelde, liet me daarna los en zei: ,,lees". ik zei: ,,ik kan niet lezen". hij pakte me voor de tweede keer krachtig vast, liet me los en zei: ,,lees". ik zei: ,,ik kan niet lezen". hij pakte me krachtig vast voor de derde keer, liet me los en zei: ,,lees voor! in de naam van jouw heer, die jou heeft geschapen.* hij heeft de mens geschapen van een bloedklomp.* lees voor! en jouw heer is de meest edele.* degene die onderwezen heeft met de pen. hij heeft de mens onderwezen wat hij niet wist." (96-1,2,3,4,5) de profeet is hierna trillend van angst naar zijn huis teruggegaan. hij zei tegen khadija, moge allah met haar tevreden zijn: ,,omhul mij, omhul mij". zij omhulde hem totdat hij zich beter voelde. hij zei tegen khadija: ,,het was beangstigend". zij stelde hem toen gerust: ,,oh nee, allah zou je nooit in de steek laten. je houdt contact met je bloedverwanten, zorgt voor iedereen, geeft aan de behoeftigen, bent gastvrij en steunt anderen bij hun onheil". khadija vertrok samen met hem naar waraqah, de zoon van nawfal ibn asad ibn abdul'uzza; hij was een neef van khadija en had zich in het djahiliyyatijdperk bekeerd tot het christendom. hij kende de hebreeuwse taal en schreef uit de indjiel in het hebreeuws en was op het eind van zijn leven een oude blinde man. khadija vroeg hem: ,,oh neef, luister naar de zoon van je broeder". toen zei waraqah tegen de profeet : ,,oh zoon van mijn broeder, wat heb je gezien?". de profeet vetelde hem het verhaal en wat hij allemaal gezien had, waarna waraqah zei: ,,dit is precies wat moesa ook is overkomen. ik had nog gehoopt sterk genoeg te zijn en dat ik nog zou leven als jouw mensen je het land zouden hebben uitgezet". de profeet zei: ,,zullen ze mij dan eruit zetten?". waraqah antwoordde: ,,ja, elke man die dit krijgt wordt vijandig behandeld, als ik tegen die tijd nog leef, dan zal ik je terzijde staan", maar waraqah is kort daarna overleden."