Het wonder soera Al Kauwthar Zoals reeds uiteengezetdaagt deKorande mensen uit te proberen iets gelijkaardigs voort te brengen. Als iemand van onder de mensen in staat is om iets voort te brengen dat gelijk is aan één van de hoofdstukken van de Koran, dan is niet langer zeker namelijk dat de Koran het Woord van Allah (swt) is. Daarentegen, indien niemand van de mensen iets gelijkaardigs voort weet te brengen, dan is zeker dat de Koran niet van de mensen afkomstig is en dat de Koran dus inderdaad het Woord van Allah (swt) is. Het kortste hoofdstuk van de gehele Koran is soera Al Kauwthar (uitspraak: kauw-thar), hoofdstuk nummer 108 van de 114 in totaal. Het gehele hoofdstuk Al Kauwthar bestaat uit slechts drie versregels: 1. إِنَّا أَعْطَيْنَاكَ الْكَوْثَرَ 2.فَصَلِّ لِرَبِّكَ وَانْحَرْ 3.إِنَّ شَانِئَكَ هُوَ الْأَبْتَرُ 1. Innaa a‘tayna kal kauwthar 2. Fasallili rabbika wanhar 3. Inna sjaa ni-aka hoewal abtar 1. Voorwaar, Wij hebben jouw de overvloed gegeven, 2. Bid daarom tot je Heer en offer, 3. Voorzeker, jouw vijand is degene die afgesneden is. Ondanks het feit dat dit vers zo kort is, is het niet uitgesloten van de uitdaging om iets gelijkaardigs voort te brengen aan de Koran. Oftewel, het zou reeds volstaan om iets voort te brengen dat gelijkaardig is aan de drie regels van soera Al Kauwthar. Het lijkt een eenvoudige opgave. Immers, hoeveel bijzonderheden kunnen 3 regels nu eigenlijk bevatten, zou men denken? Het volgende zal aantonen dat in het specifieke geval van de Koran slechts drie versregels reeds heel veel bijzonderheden kunnen bevatten. Unieke literaire vorm Evenals de rest van de Koran maakt soera Al Kauwthar gebruik van een unieke literaire vorm. Wat dit wil zeggen is dat de Koran als geheel zich niet beschrijven door de literaire vormen die het Arabisch uitmaken. De Arabische taal kan opgedeeld worden in de vormen “poëzie” en “proza”. De Arabische poëzie gebruikt rijm volgens bepaalde, specifieke regels (anders dan de grammaticale regels) zijnde rijmschema’s. De Arabische taal kent 16 verschillende rijmschema’s en al de Arabische poëzie volgt deze rijmschema’s of is gebaseerd op deze rijmschema’s. De rijmschema’s geven het Arabische gedicht een bepaald ritme, en zij zijn de volgenden: 1. at Tawil 2. al Bassit 3. al Wafir 4. al Kaamil 5. ar Radjs 6. al Gafif 7. al Hazadj 8. al Moettakarib 9. al Moensari 10. al Moektatab 11. al Moektadarak 12. al Madid 13. al Moedjtath 14. al Ramel 15. al Gabab 16. as Sari’a Proza, daarentegen, is waar het taalgebruik zich niet laat leiden door rijmschema’s. Van rijm kan ook in de proza wel degelijk gebruik gemaakt worden, echter. Deze vorm van gebruik van de Arabische taal, daar waar gerijmd wordt zonder vast rijmschema, wordt “sadj” genoemd. De vorm waar de Arabische taal gebruikt wordt zonder rijmschema’s en ook zonder rijm wordt “moersal” genoemd. Deze “sadj en “moersal” zijn subcategorieën van de hoofdcategorie proza. In het voorbeeld van soera Al Kauwthar valt een vorm van rijm waar te nemen, waardoor het niet “moersal” genoemd kan worden. Echter, evenmin kan het poëzie genoemd worden daar het hoofdstuk niet gebruik maakt van de regels van een van de 16 rijmschema’s voor Arabische poëzie. Soera Al Kauwthar moet dan wel “sadj” zijn omdat dit de enigste overgebleven vorm van het Arabisch van de Arabieren is, zou men denken. Echter, bij “saj” kan geen ritme bestaan maar in het geval van de soera Al Kauwthar bestaat wel degelijk een ritme: Innaa a‘tayna kal kauwthar Fasallili rabbika wanhar Inna sjaa ni-aka hoewal abtar (In het rood aangegeven de rijm, in het blauw aangegeven het rijmschema.) Maar ondanks dat de Koran dus niet gebruikt maakt van één van de vormen van de Arabische taal die algemeen geaccepteerd worden, betovert de Arabische taal van de Koran de mensen desalniettemin. Het emotioneert de mensen net zoals de mooiste vormen van poëzie dit doen, terwijl het geen poëzie is, en het grijpt de aandacht van de mensen aan zoals de beste proza dit doet, terwijl het geen echte proza is. Dit is er de reden voor dat sommige geleerden hebben gezegd dat het Arabisch eigenlijk uit drie categorieën bestaat: poëzie, proza en de Koran. Woordkeuze 1 Een andere van de bijzonderheid van de Koran in het algemeen, en dat eveneens in het specifieke voorbeeld van soera Al Kauwthar naar voren komt, is de eigenschap van iedere zin om op de beste van manieren uit te drukken wat bedoeld wordt. Nergens in de Koran zou de toevoeging van een woord aan een zin of de verwijdering van een woord uit een zin de zeggingskracht of schoonheid van de zin verbeteren. Een voorbeeld hiervan bestaat ook in soera Al Kauwthar, bijvoorbeeld de keuze voor en de plaatsing van het woord al Kauwthar: إِنَّا أَعْطَيْنَاكَ الْكَوْثَرَ Innaa a’tayna kal kauwthar “Voorwaar, Wij hebben jouw al kauwthar (de overvloed) gegeven” De stam van waaruit het woordal Kauwthar resulteert is kaf – tha – ra, oftewel kathara. Dit woord betekent overvloedig, onbeperkt en oneindig. Andere vervormingen van kathara zijn: Katharatoen: veelvoud Kathieroen: veel, talrijk Aktharoe: talrijker Kaththara: vermenigvuldigen Takathoer: de handeling van het vermenigvuldigen Is-thakthara: het wensen van veel In de tijd van de komst van Islam gebruikten de Arabieren het woord kauwthar om de dingen aan te geven die in overvloed aanwezig waren. In soera Al Kauwthar wordt het woord aan het einde van de zin geplaatst. Dit betekent dat een hoeveelheidaanduiding zonder voorwerp gelaten. Dit, op zichzelf, lijkt vreemd: veel, maar van wat? Normaal gesproken, immers, geeft men niet alleen aan dat er veel van iets is, of een overvloed zelfs, maar men geeft ook aan van wat precies er veel is. Het punt dat de Koran wil maken, echter, is dat de Profeet (saw) tot wie gesproken wordt een overvloed gegeven is van werkelijk alles dat goed is. Dit zou gedaan kunnen worden door het benoemen van al deze goede dingen die in overvloed gegeven zijn, oftewel door woorden toe te voegen aan de zin. Maar, een mooi gebruik van de taal zou dit niet zijn want opsommingen zijn nooit mooi. Lange opsommingen grijpen de mensen niet aan, nee zij doen de aandacht van de mensen eerder afdwalen. En bovendien, de benadering van een opsomming van de gunsten zou nooit echt precies kunnen beschrijven hetgeen bedoeld wordt, zijnde dat van echt alles dat goed is – teveel om op te noemen, eigenlijk – een overvloed is gegeven. Immers: وَإِنْ تَعُدُّوا نِعْمَةَ اللَّهِ لَا تُحْصُوهَا “En indien gij de gunsten Van Allah wilt opsommen, kunt gij dat stellig niet doen.” (VBK, soera An Nahl 16, vers 18) Enkel door al Kauwthar op het einde van de zin te plaatsen en zonder voorwerp te laten wordt precies deze boodschap overgebracht. Alles dat goed is zijn teveel dingen om op te noemen, en de mens zal zich nooit volledig realiseren wat al de goede dingen zijn die hem in overvloed gegeven is door Allah (swt). Woordkeuze 2 Vanuit een ander perspectief, evenmin vindt men plaatsen in de Koran waar een bepaald woord door een synoniem vervangen zou kunnen worden zonder dat de zin hiermee aan zeggingskracht en schoonheid zou verliezen. Dit is een andere reden waarom iedere zin van de Koran op de beste van manieren uitdrukt wat bedoeld wordt, en ook van deze bijzonderheid is sprake in soera Al Kauwthar. Bijvoorbeeld begint soera Al Kauwthar met “Voorwaar, Wij hebben…”. Hiermee, met deze woorden in deze combinatie, worden een aantal zaken aangeven. Degene die spreekt (“Wij”) beschikt over absolute macht, dus hetgeen hij zegt / belooft is zeker want hij is in staat om te volbrengen hetgeen hij belooft. Ook geeft dit de grootsheid en verhevenheid aan van degene die spreekt. Feitelijk bestaat er in het Arabisch geen andere uitdrukking die op gelijke of betere wijze dit overbrengt. Dat Allah (swt) in deze degene is die spreekt (tot profeet Mohammed (saw)) maakt dat de creatie van dit beeld bij degene die spreekt het meest gepast is. Bij iedere andere spreker zou dit ongepast zijn, want de gekozen manier van uitdrukken “Voorwaar, Wij hebben…” doet zoveel zeggen als: “De schepper die de macht heeft om alles te doen, die heeft..”. Een ander voorbeeld hiervan is het gebruik van het woord a‘tayna voor de uitdrukking “Wij hebben gegeven”. Een alternatief voor a‘tayna zou zijn geweest a‘taa-ina, dat in essentie hetzelfde betekent, zij het voor een klein verschil. Het woord dat de Koran gebruikt geeft aan dat de hand van degene die geeft boven de hand van degene die ontvangt is, terwijl het mogelijke alternatief niet deze specifieke additionele betekenis met zich meedraagt. Middels de woordkeuze van de Koran, met andere woorden, worden nogmaals de macht van de gever en de zekerheid van zijn belofte van het geven benadrukt. Zou het alternatief a‘taa-ina gebruikt zijn dan zou dit niet geresulteerd zijn. Achter de keuze voor het woord wenhar gaat eveneens een grote wijsheid schuil: فَصَلِّ لِرَبِّكَ وَانْحَرْ Fasallili rabbika wanhar “Bid daarom tot je Heeren offer” Het woord wenhar is afkomstig van de stam nahara, wat betekent offeren middels het doorsnijden of doorprikken van de halsslagader. Het woord wenhar betekent echter ook “staan in de richting van Ka’aba voor het gebed” en “het omhoog brengen van de handen bij het uitspreken van Takbier (Allahoe Akbar, vertaling Allah is de Grootste)”. Er bestaat in het Arabisch geen ander woord met deze betekenissen wat het woord wenhar het meest geschikt maakt voor gebruik in deze zin. Immers, de enige juiste manier om Allah (swt) te bedanken voor Zijn geven in overvloed van alles dat goed is door het gebed te verrichten in Zijn aanbidding, door in Zijn Naam te offeren, en door Hem te gedenken middels het uitspreken van Zijn Namen. Grammaticale verandering In soera Al Kauwthar vindt ook een grammaticale verandering plaats, eigenlijk zonder dat men het bemerkt: إِإِنَّا أَعْطَيْنَاكَ الْكَوْثَرَ فَصَلِّ لِرَبِّكَ وَانْحَرْ Innaa‘taynakal kauwthar Fasallili rabbika wanhar “Voorwaar, Wij hebben jouw de overvloed gegeven, Bid daarom tot je Heer en offer.” Het is een verandering die het ritme van het hoofdstuk niet verstoort. Maar op het eerste oog lijkt dit toch een inconsistentie, wat niet past bij wat als “mooi” wordt gezien in de literatuur. Consistentie zou vereisen dat gezegd wordt “Wij hebben .. bid daarom tot Mij..” en niet “Wij hebben .. bid daarom tot jouw Heer..”. De reden voor het gebruik van “Wij hebben…” is reeds uitgelegd, dit is om de macht en verhevenheid van Allah (swt) te benadrukken. Met andere woorden, dit is om het verschil tussen Schepper en schepping te benadrukken, de afstand die tussen beide bestaat: de eerste is Onafhankelijk en Almachtig, de tweede daarentegen is juist afhankelijk en onmachtig. Wanneer “jouw Heer…” gebruikt wordt, echter , dan wordt de afstand tussen de Schepper en de schepping gevoelsmatig verkleind. “Jouw Heer…” geeft aan dat Allah (swt) dichtbij is, het impliceert nabijheid, intimiteit en liefde. Waneer men dit alles bescouwt in de context van de reden van openbaring van soera Al Kauwthar, dan wordt duidelijk hoe prachtig deze grammaticale verandering eigenlijk is. Soera Al Kauwthar is geopenbaard om de Profeet (saw) te troosten nadat zijn vijanden in Mekka betreffende hem hadden gezegd dat hij “afgesneden” was. Abtar was het woord dat zij gebruikten tegen de Profeet, het betekent afsnijden en de Arabieren gebruikten dit om iemand te kleineren als in: “Laat hem, negeer hem, hij is afgesneden van nageslacht dus als hij eenmaal sterft zal er niemand meer zijn die noch aan hem denkt”. Een andere verwijzing waarover gesproken wordt met betrekking tot dit afsnijden is het afsnijden van macht, status en aanzien, oftewel dat degene die afgesneden is zijn macht, status en aanzien verloren heeft. In soera Al Kauwthar zegt Allah (swt) tot Zijn Profeet dat in werkelijkheid niet hij, de Profeet, is afgesneden, maar dat het de vijanden van Islam zijn die zijn afgesneden. Het “Wij hebben…” geeft aan dat de Almachtige Alwetende dit belooft aan Zijn Profeet, oftewel dat dit een zeker feit is. Het “jouw Heer…” is bedoelt om te troosten. Met andere woorden, de grammaticale verandering heeft als effect dat duidelijk wordt dat de Almachtige met Zijn Profeet is, dat Allah (swt) Zijn Profeet beschermt en leidt. En is dit inderdaad niet de beste troost, om te vernemen dat de Schepper van de Hemelen en de Aarde, wiens Almacht nogmaals benadrukt is, aan je zijde staat? Profetie Het valt op te merken dat de belofte in soera Al Kauwthar ook inderdaad ingelost is. Al ‘As bin Wa’il was degene die altijd zij over de Profeet (saw): “Laat hem, negeer hem, hij is afgesneden van nageslacht dus als hij eenmaal sterft zal er niemand meer zijn die noch aan hem denkt”. Aboe Lahab was degene die na het sterven van de zoon van de Profeet (saw) zei: “Mohammed is afgesneden”, in de zin van “hij wordt blijkbaar niet meer beschermd en geleid door Allah anders was zijn zoon niet gestorven, dus hij is afgesneden geworden van macht, status en aanzien”. Na de openbaring van soera Al Kauwthar werd de voorspelling “Voorzeker, jouw vijand is degene die afgesneden is” bewaarheid. Al ‘As bin Wa’il bleef een vijand van Islam en de moslims, maar zijn zoons adopteerden allemaal Islam als religie. Hierdoor werd zijn eigen nageslacht zijn vijanden, en voor deze reden namen zij niets van de erfenis van Al ‘As bin Wa’il na zijn sterven. Dus effectief werd Al ‘As bin Wa’il afgesneden van nageslacht. Aboe Lahab sterf ten gevolge van een besmettelijke plaag. Voor deze reden was niemand bereid hem te begraven. Zijn lichaam werd eenvoudigweg achtergelaten, totdat het begon te rotten en zijn zoons het bedekten met stenen. Aboe Lahab, met andere woorden, verloor zijn macht, status en aanzien. Conclusie Dit was niet een complete behandeling van de bijzonderheden van soera Al Kauwthar. De hier genoemde zijn enkelen van de bijzonderheden bevat in de 3 zinnen van soera Al Kauwthar. Maar, zij maken duidelijk dat werkelijk niets gedaan kan worden dat de schoonheid en diepte van soera Al Kauwthar kan verbeteren. Ieder woord is perfect gekozen, iedere zinsconstructie is perfect en het gebruikt van de grammatica is perfect. Bovendien, omdat dit niet allemaal evident is, omdat het soms lijkt alsof soera Al Kauwthar niet perfect, is lang en diep nadenken vereist om dit allemaal in te zien, wat aangeeft dat een grote wijsheid schuilgaat achter soera Al Kauwthar. De vraag is dan, is een mens in staat om iets dergelijks voort te brengen? Een Arabische taal in een stijl die de Arabieren niet kennen, maar die desalniettemin prachtig in het gehoor ligt? Een gebruikt van woorden, zinnen en grammatica die niet te verbeteren valt, nergens? Dit zou duidelijk moeten maken dat het wonder van de Koran niet een subjectief oordeel is, zoals soms wordt beweerd in reactie op de uitdaging die de Koran stelt, maar een feit dat middels objectieve waarneming vastgesteld kan worden. Want het wonder van de Koran gaat veel dieper dan enkel het gebruiken van mooie taal, zoveel moge duidelijk zijn. Het zou ook duidelijk moeten maken wat precies bedoeld wordt wanneer de moslims zeggen dat de Koran een wonder is, dat deze niet afkomstig van de Arabieren, van Mohammed, noch van een ander mens, maar van Allah (swt).