1. Articles
  2. DE RECHTEN VAN DE MENS IN DE ISLAM
  3. Gelijkheid in de Islam

Gelijkheid in de Islam

2340 2012/12/31 2024/12/11

Mannen en vrouwen zijn gelijk geschapen in hun fundamentele menselijkheid, allen hebben de gedeelde lijn en waardigheid van Allah’s schepping en de mens staat boven de andere schepselen van Zijn creatie. Discriminatie t.o.v. ras, sexe, huidskleur, afstamming, classe, gebied of taal is ten strengste verboden in de Islam, dit om kunstmatige grenzen te vermijden tussen de bevoorrechten en de kansarmen. Gelijkheid betekent niet dat iedereen precies gelijk is terwijl er geen ontkenning is over natuurlijke verschillen. De twee geslachten completeren en vullen elkaar aan. Allah de Verhevene zegt in de Glorieuze Qur’an: “O, gij mensen, vreest uw Heer, Die u van één enkele ziel schiep en uit hen beiden mannen en vrouwen verspreidde en vreest Allah in Wiens naam gij een beroep op elkander doet en weest plichtsgetrouw betreffende de familiebanden. Voorwaar, Allah is bewaker over u.” (4:1)

 

De Boodschapper van Allah (VZMH) zei: “O mensheid! Uw Heer is één. Uw vader is één. U behoort allen tot Adam. En Adam is gecreëerd uit klei. Waarlijk, de meest eerbare persoon in de ogen van de Almachtige Allah, is de meest vrome onder u. Er is geen superioriteit voor een Arabier over een andere Arabier. Er is geen superioriteit van het bruine over het witte ras. Evenzo, is er geen superioriteit van het witte ras over het rode, behalve voor vroomheid en Goddelijk bewustzijn.” (2)

 

De mensheid volgens de Islam, met al haar rassen, heeft één originele bron, dus hoe kan het dan dat sommigen beweren superieur te zijn of denken bepaalde voorrechten te hebben? De Islam tolereert geen valse trots in afstamming of sociale status. De boodschapper van Allah zei: “De Almachtige Allah heeft de valse trots en arrogantie verwijderd die werd gepraktiseerd in de pre-Islamitische periode waarin personen valse trots toonden naar hun voorouders. Alle mensen stammen af van Adam en Adam is gecreëerd uit klei.” (3)

 

De trots op ras of stand komt vaak voor in de samenleving. Bijvoorbeeld bij sommige Joden en Christenen die zichzelf in een hogere status, ras, geslacht of klasse van mensen plaatsen. Allah de Vehevene heeft de waarheid over deze arrogantie ontmaskerd, zoals Hij zegt in de Glorieuze Qur’an: “De Joden en de Christenen zeggen: “Wij zijn Allah’s kinderen en zijn geliefden”. Zeg: Waarom straft Hij u dan voor uw zonden? Neen, gij zijt mensen onder degenenen die Hij schiep. Hij vergeeft, wie Hij wil en Hij straft wie Hij wil. En aan Allah behoort het koninkrijk der hemelen en der aarde en wat daartussen is en tot Hem is de terugkeer.” (5:18)

 

De wetten van de Islam ontwortelen elke misleidende basis van rascisme. Bijvoorbeeld zoals een van de metgezellen van de Profeet Mohamed (VZMH) , Abu Dharr eens zei tot een zwarte slaaf: “O, zoon van een zwarte vrouw!” Toen de Profeet (VZMH) dit hoorde, keerde hij zich tot Abu Dtharr en zei hem:“Beledigd u deze man met zijn moeder? Waarlijk, u bezit de kwaliteiten van het tijdperk van onwetendheid (de pre-Islamitische tijden). Die tijd is beëindigd en over. Er is geen waarde voor de zoon van een witte vrouw over de waarde van een zoon van een zwarte vrouw, behalve door vroomheid en rechtvaardigheid of door goede daden.” (4)

 

Er is verklaard dat Abu Dharr, na het horen van deze opmerking van de Profeet (VZMH) zijn hoofd op de grond legde, zodat de slaaf kon komen en zijn voet erop kon zetten als boete voor zijn wandaad, ofschoon de Profeet (VZMH) hem dit niet opdroeg. Abu Dtharr wilde zichzelf tuchtigen door zichzelf te vernederen op deze manier zodat hij in de toekomst niet in herhaling zou vallen.

 

Alle mensen in de Islam zijn gelijkwaardig en gelijk aan elkaar in termen van de verplichting tot het uitvoeren van diverse vereringen. De armen en de rijken, de leider en de provincialen, de blanken en zwarten, degenen met waardige middelen en degenen met kleine middelen, allen zijn gelijk als mens voor Allah: de meest nobele is de meest rechtvaardige, eerlijke en trouwe in aanbidding en goede daden. Zoals de Profeet (VZMH) zei: “Allah kijkt niet naar jullie lichaam of huidskleur maar naar jullie daden en harten” (d.w.z. uiterlijke daden en innerlijke bedoelingen en oprechtheid). (5)

 

 

Alle opdrachten m.b. tot plichten en geboden zijn toepasbaar op alles, zonder onderscheid te maken in ras, klasse of sociale status. The Almachtige Allah zegt in de Glorieuze Qur’an: “Wie goed doet, doet dit voor zijn eigen ziel: en wie kwaad bedrijft, het is er tegen. En uw Heer is in het geheel niet onrechtvaardig jegens Zijn dienaren”.(41:46)

 

Het onderscheid tussen personen in de ogen van Allah is gebaseerd op het niveau van hun vroomheid, rechtvaardigheid en volgzaamheid in de opdrachten van Allah, de Meest Barmhartige. Allah zegt in de Glorieuze Qur’an: “O mensdom! Wij hebben u uit man en vrouw geschapen en Wij hebben u tot volkeren en stammen gemaakt, opdat gij elkander moogt kennen. Voorzeker, de Godvruchtigste onder u is de eerwaardigste bij Allah. Voorwaar, Allah is Alwetend, Alkennend.” (49:13)

 

Alle personen zijn gelijk voor de Islamitische code van de wet en de aangewezen Moslimrechter. De sancties, vonnissen en wettelijke straffen zijn toepasbaar op alle rassen en standen van mensen, zonder onderscheid te maken en zonder enig persoon die immuniteit kan verwerven. Een uitstekend voorbeeld is het volgende: Aïsha (één van de vrouwen van de Profeet VZMH) vertelde dat de Quraish (een clan) diep bezorgd waren over een nobele vrouw van de Makhzum clan, die iets had gestolen. Allah’s booschapper (VZMH) wilde de straf (die daarvoor staat) toepassen: het amputeren van haar hand. De Quraish overlegden onderling en zeiden: “de juiste persoon die moet spreken met de Profeet (VZMH) over de vrouwelijke dief is zijn geliefde vriend (en de zoon van zijn metgezel) Usama ibn Zaid. Toen stuurden zij Usama om dit te bespreken met de Profeet (VZMH) als bemiddelaar namens deze Makhzumi vrouw. Bij het luisteren naar Usama, zei Allah’s Boodschapper (VZMH):“O Usama! Ben je gekomen om in te grijpen in een straf, vastgesteld door Allah?

 

Allah’s Boodschapper (VZMH) stond op zodra hij zijn gesprek met Usama had beëindigd en begon een toespraak: “De mensen (of naties) vóór jullie zijn vernietigd door het feit dat als een nobel persoon onder hen wilde stelen zij deze ongestraft lieten gaan, maar als een arm, zwak of onbeduidend persoon tussen hen iets gestolen had, dan zouden zij zeker de straf toepassen. Bij Allah! Als Fatimah (de dochter van Mohamed (VZMH) zou stelen, zou ik haar hand afhakken”. (6)

 

Niemand heeft het recht om misbruik te monopoliseren of te handelen in persoonlijk belang met nationale bronnen. Alle leden van een natie hebben het recht om voordeel te hebben van deze nationale bronnen, elk volgens rechtvaardige en billijke rechten en plichten. Echter, ze zijn niet gelijk in termen van werk en waarde die ze hebben voor de publieke zaak. De Islamitische overheid moet daarom alles in het werk stellen om werkgelegenheid te creëeren voor zijn kiezers en het gebruik van nationale bronnen mogelijk maken.

 

De Islam verklaart alle mensen gelijk in termen van de menselijke waarde, doch elk individu wordt beloond naar gelang hij presenteert in de maatschappij en samenleving. Het enige verschil tussen mensen bestaat is op basis van de diensten die zij aanbieden. De Islam kijkt niet naar een hardwerkend persoon of een trage werknemer als optelsom in termen van geld of financiële beloning. De Almachtige Allah zegt in de Glorieuze Qur’an: “En er zijn voor alle graden overeenkomstig hetgeen zij doen en uw Heer is niet onopmerkzaam jegens hetgeen zij doen.” (6:132)                   

Previous article Next article
Steun de Profeet Mohammed websiteIt's a beautiful day