Search
De vroege bekeerlingen
de vroege bekeerlingen
de profeet s.a.w. begon zijn heilige missie natuurlijk vanuit zijn eigen huis en keerde zich toen tot de mensen waar hij de nauwste band mee had. hij riep iedereen tot de islam op, van wie hij maar dacht, dat ze zouden getuigen van de waarheid die van zijn heer was gekomen. in feite reageerde een grote groep mensen, die zelfs niet het kleinste beetje twijfel koesterden betreffende de profeet s.a.w. , vrijwel meteen en zij omarmden het nieuwe geloof zeer gewillig. zij staan in de islamitische literatuur bekend als de vroege bekeerlingen.
khadidjah, de echtgenote van de profeet s.a.w. , de moeder van de gelovigen, was de eerste om de omhelzing van de islam binnen te gaan, gevolgd door zijn bevrijde slaaf, zaid ibn harithah, zijn neef ‘ali ibn abi talib, die sinds zijn vroegste kindertijd bij hem had geleefd en als volgende kwam zijn goede vriend aboe bakr as-siddiq (aboe bakr, de bevestiger van de waarheid). zij beleden allen op de allereerste dag van de oproep de islam.
vanaf de eerste dag dat hij de islam omarmde, bewees aboe bakr een zeer energieke en ijverige activist te zijn. hij was welgesteld, voorkomend, mild en oprecht. de mensen hadden de gewoonte, vanwege zijn kennis, vriendschappelijkheid, prettige gezelschap en handel naar zijn huis te komen en dicht bij hem in de buurt te blijven. degenen die hij vertrouwde, nodigde hij uit tot de islam en door zijn persoonlijke inspanningen bekeerde zich een flink aantal mensen tot de islam, zoals oethman ibn ‘affan al-oemawi, az-zoebair ibn ‘awwam al-asadi, ‘abdoer rahman ibn ‘awf, sa'd ibn abi waqqas, az-zoehri en thalhah ibn oebaidillah at-tamimy. die acht mannen vormden de voorlopers en nog specifieker, de voorhoede van het nieuwe geloof in arabië. onder de vroege moslims waren bilal ibn rabah (de abessijn), aboe oebaidah ibn al-djarrah van de bani harith ibn fahr (de betrouwbaarste van de moslimnatie), aboe salamah ibn ‘abd al-asad, al-arqam ibn abi al-arqam van de stam van makhzoem, oethman ibn maz'oen en zijn tweebroers qoedama en ‘abdoellah, oebaidah ibn al-harith ibn al-moettalib ibn ‘abdoel manaf, sa'id ibn zaid al-‘adawi en zijn vrouw fatimah – dochter van al-khathab (de zus van ‘oemar ibn al-khathab), khabbab ibn al-aratt, ‘abdoellah ibn mas'oed al-hadhali en vele anderen. zij waren de moslimvoorgangers. zij behoorden bij vele clans van de qoeraisj. ibn hisjam, een biograaf, telde er meer dan veertig.
ibn ishaaq zei: “toen gingen de mensen in massa's tegelijk de omarming van de islam binnen, mannen en vrouwen en het nieuwe geloof kon niet langer geheim worden gehouden.”
de profeet s.a.w. had de gewoonte om de nieuwe bekeerlingen privé te ontmoeten om ze te onderwijzen, omdat de oproep tot de islam nog steeds op een individuele en geheime basis liep. de openbaringen versnelden zich en gingen voort, na de eerste verzen (qoer-aan 74: 1-2). de verzen en stukken van de soerahs (hoofdstukken) die op dat moment geopenbaard werden, waren kort, met wonderbaarlijk sterke pauzes en fascinerende ritmes, in volledige harmonie met die delicate, fluisterende omlijsting. het centrale onderwerp dat erdoorheen liep, concentreerde zich op het heiligen van de ziel en de moslims te ontmoedigen ten prooi te vallen aan de bedrieglijke schijn van het leven. daarbij gaven de vroege verzen gewoonlijk ook een zeer accuraat verslag over de hel en de tuin (het paradijs), de gelovigen langs een nieuw pad leidend, dat volkomen tegengesteld was aan de slechte praktijken die heersten onder hun landgenoten.